De voortgang
Ontwikkeling van planten en dieren cellen.
We gaan naar 1,7 miljard jaar geleden. De bacteriën van toen en nu bestaan uit één cel: met vocht erin en een buitenwand. De bacteriën worden prokaryoot genoemd omdat ze nog geen celkern hebben.
Het celvocht heet cytoplasma en de buitenwand de celmembraan. Alle processen die nodig zijn om te leven en de voortplanting van de cel zitten door elkaar in dit celvocht. Dat zijn b.v. de vertering van voedsel en het maken van energie. Maar ook het DNA, het erfelijk materiaal dat de eigenschappen van de cel heeft en doorgeeft. Ook giftige afvalstoffen komen in de zelfde ruimte terecht. Deze stoffen kunnen het DNA beschadigen waardoor voortplanting soms niet meer mogelijk is.
De bacteriën van toen waren in de zee in allerlei maten aanwezig. Ze hadden verschillende functies. Een soort dat beter was in het opnemen van voedsel groeide sneller. Deze bacteriën ontwikkelden een soort skelet waardoor ze meer stevigheid kregen en van vorm konden veranderen. Ze konden daardoor stukjes van hun celmembraan naar binnen brengen en daar een celkern van maken. Hierin werd het DNA veilig op geborgen. Vanaf dan worden ze eukaryoot genoemd: dat betekent een cel met een kern. Eukaryoten konden gemakkelijker voedsel opnemen. Kleinere bacteriën die bijvoorbeeld beter waren in het omzetten van zuurstof in energie of die licht in energie konden omzetten, werden ook door deze cellen opgenomen. Ze hielden hun membraan en bleven zo gescheiden van het cytoplasma. Ze hielpen de grote bacteriën aan energie en kregen als dank voedsel uit het cytoplasma. Beide verbeterden daardoor hun levensverwachting.
De verandering van een prokaryote bacteriecel in een eukaryote cel
Deze nieuwe onderdelen werden een vast deel van de eukaryote cel en bleven door hun membraan gescheiden van het cytoplasma. Ze worden organellen genoemd en zorgden voor een betere organisatie van de cel. De organellen die zuurstof in energie konden omzetten worden mitochondriën genoemd en die licht in energie konden omzetten chloroplasten. De cellen met mitochondriën werden de voorouders van de dieren en schimmels. De cellen die ook licht in energie konden omzetten werden de voorouders van de planten.
Ontwikkeling van meercellig leven.
Samenwerking van eukaryote cellen gaf nieuwe vormen van leven. Er vond in de zee een explosie van leven plaats. Er groeiden plankton en algen die als voedsel dienden. De levende wezentjes werden groter en groter. Ook veranderden ze van vorm en eigenschappen, zoals in vissen, geleedpotigen (insecten, spinnen, duizendpoten en kreeftachtigen) en schaaldieren. Zo’n 400 miljoen jaar geleden waren er zelfs zeer grote zeedieren. Bijvoorbeeld een schorpioen, de Acutimarus van 2,5 meter met messcherpe tanden. Hij werd de Tyrannosaurus rex van de zeeën genoemd. Later bleek uit onderzoek van het skelet, dat de kaken weinig kracht hadden: 1/40.000 van dat van een Tyrannosaurus rex. Dus groot, maar niet echt een roofdier zoals men eerst dacht.
Een heel belangrijke stap was dat er ook leven op het land kon ontstaan. Planten waren er al. Rond 500 miljoen jaar geleden waren er de geleedpotigen die zich konden ontwikkelden tot mega insecten zoals bijvoorbeeld mega libellen en mega pissebedden. 380 Miljoen jaar geleden ontstonden de eerste amfibieën uit vissen. Longvissen hadden kieuwen en longen. Vinnen werden poten. De amfibieën konden zowel in het water als op het land komen om voedsel te zoeken. Ze konden voor het eerst ook eieren op het land leggen. Ze moesten in het water uitkomen om uitdroging te voorkomen. Er brak een nieuwe tijd aan: de tijd van de reptielen, die zich uit amfibieën ontwikkelden. Zij waren de eerste dieren die onafhankelijk van het water waren om zich voort te planten: de eieren hadden schalen gekregen en konden niet meer uitdrogen. Er zijn veel reptielen op het vaste land gaan leven zoals de Scudo sourissen (familie van schildpadden). De reptielen zijn ook de voorouders van de dinosaurussen.
<-- Ichthyostega: lijkt op een vis maar heeft al poten.
Vin van een kwastvis heeft overeenkomsten met poten van een amfibie.-->
Einde van dit tijdperk.
Aan dit tijdperk kwam een einde. Op het plaatje hieronder zie je dat de continenten in elkaar schoven. Het gevolg ervan was veel enorme vulkaan uitbarstingen. Ook is het mogelijk dat grote meteoriet inslagen hebben plaatsgevonden. In ieder geval stierven ongeveer 95% van alle dieren uit. De ontwikkeling van het leven ging daarna echter weer door onder de nieuwe omstandigheden. Langzaam ontstonden er weer andere diersoorten zoals de dinosaurussen.
De verandering van de locatie van de continenten.
Cambrium 541 - 485 miljoen jaar geleden
Devoon 419 tot 359 miljoen jaar geleden
Carboon 359 tot 299 miljoen jaar geleden
Maak jouw eigen website met JouwWeb